Lenny van Gent
Terwijl ze prijsstickers plakt op zakjes met zeeschuimpjes, blauwe haaien en likschelpen, ziet ze dat de kalk in haar nagels is verergerd. Ze zucht en staart voor zich uit. De zilveren gloed verdwijnt en komt weer tevoorschijn; een dolfijn glijdt langs het venster. Een gevoel van duizeligheid overvalt haar. In het kleine zeeaquarium naast de toonbank dompelt ze een vinger en steekt die in haar mond. Met gesloten ogen zuigt ze het zout op. Dan schrikt ze op van een klant, die een zakje met snoepgoed kiest. De klant praat gewrongen, alsof hij onder water spreekt. Ze kijkt hem vragend aan, wijst naar de prijs. Schouderophalend pakt hij zijn portemonnee. Terwijl hij munten op het schoteltje legt voelt ze aan de gewelfjes van haar oor dat ze heel geleidelijk in een schelp verandert.
Uit de publicatie Ruisdeeltjes, 2023
‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Vraagt de winkelierster.
‘Verkoopt u ook grote toverballen?’
‘Ja meneer, die staan hier op de toonbank.’
‘Zou ik er misschien één mogen voelen?’
In zijn opgehouden hand legt de winkelierster een toverbal. Als hij deze omsluit slaakt hij een triomfantelijke kreet. ‘Dat is precies de juiste maat! En zo glad… Glanzen ze ook werkelijk mooi?’
‘Deze toverballen zijn afgewerkt met glansmiddel meneer. Hoeveel gram zal ik voor u afwegen?’
‘Ik wil graag twee toverballen kopen. Maar zou u me eerst kunnen vertellen in welke kleuren u ze heeft?’
De winkelierster begint de kleuren op te noemen: ‘Rood, groen, oranje, paars, blauw, geel en roze.’
‘Twee blauwe is het meest normaal,’ zegt hij bij zichzelf, ‘en geel staat zo ongezond.’ Dan legt hij een muntstuk op de toonbank en besluit: ‘Doe maar één blauwe en één oranje, het is tenslotte carnaval.’
Opgetogen loopt hij de winkel uit, de hoek om. Daar werpt hij zijn bril in de struiken en duwt hij voorzichtig de toverballen in zijn oogkassen.
Uit de publicatie Opgerolde tuinen, 2019
Uit de publicatie Opgerolde tuinen, 2019