Lenny van Gent
Dennenboom    kleurpotlood op papier, 2024
Schelp    sint-jakobsschelp, glucosestroop en andere ingrediënten, 2023
Ze daalt de trap af naast het dolfijnen­bassin, loopt door een gang en opent de deur. In de diep­blauwe souvenir­winkel schijnt door het venster een zilveren gloed. Ze legt haar jas onder de toonbank en pakt een stofdoek. Haar bedrijfs­pakje ruist als ze door de winkel stapt. Ze neemt het stof af van ruwe stekelige en rozerode glimmende schelpen, van glazen dolfijnen, en niest. Het snot glanst parelmoer in haar handpalm. Verwonderd strijkt ze het op de stofdoek, die ze opbergt in haar jas.
   Terwijl ze prijs­stickers plakt op zakjes met zee­schuimpjes, blauwe haaien en lik­schelpen, ziet ze dat de kalk in haar nagels is verergerd. Ze zucht en staart voor zich uit. De zilveren gloed verdwijnt en komt weer tevoor­schijn; een dolfijn glijdt langs het venster. Een gevoel van duizelig­heid overvalt haar. In het kleine zee­aquarium naast de toonbank dompelt ze een vinger en steekt die in haar mond. Met gesloten ogen zuigt ze het zout op. Dan schrikt ze op van een klant, die een zakje met snoep­goed kiest. De klant praat gewrongen, alsof hij onder water spreekt. Ze kijkt hem vragend aan, wijst naar de prijs. Schouder­ophalend pakt hij zijn porte­monnee. Terwijl hij munten op het schoteltje legt voelt ze aan de gewelfjes van haar oor dat ze heel geleide­lijk in een schelp verandert.
Uit de publicatie  Ruisdeeltjes, 2023
Toverballen    snoepgoed, vilt, 2021
Zodra hij met een donkere bril de snoepwinkel binnenstapt rinkelt een bel. De zoete geur dringt zijn neus binnen en hij verbeeldt de glazen bokalen gevuld met zuurtjes en toverballen.
   ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’  Vraagt de winkelierster.
   ‘Verkoopt u ook grote toverballen?’
   ‘Ja meneer, die staan hier op de toonbank.’
   ‘Zou ik er misschien één mogen voelen?’
   In zijn opgehouden hand legt de winkelier­ster een toverbal. Als hij deze omsluit slaakt hij een triom­fan­te­lijke kreet. ‘Dat is precies de juiste maat! En zo glad… Glanzen ze ook werkelijk mooi?’
   ‘Deze toverballen zijn afgewerkt met glansmiddel meneer. Hoeveel gram zal ik voor u afwegen?’
   ‘Ik wil graag twee toverballen kopen. Maar zou u me eerst kunnen vertellen in welke kleuren u ze heeft?’
   De winkelierster begint de kleuren op te noemen: ‘Rood, groen, oranje, paars, blauw, geel en roze.’
   ‘Twee blauwe is het meest normaal,’ zegt hij bij zichzelf, ‘en geel staat zo ongezond.’ Dan legt hij een muntstuk op de toonbank en besluit: ‘Doe maar één blauwe en één oranje, het is tenslotte carnaval.’
   Opgetogen loopt hij de winkel uit, de hoek om. Daar werpt hij zijn bril in de struiken en duwt hij voorzich­tig de tover­ballen in zijn oogkassen.
Uit de publicatie  Opgerolde tuinen, 2019
Zolder    kleurpotlood op papier, 2014
In mijn verbeelding staan zij opgeslagen op zolder, in hun mooiste kleren met onduidelijke gezichten – als droomfiguren.
Uit de publicatie  Opgerolde tuinen, 2019
Zwarte doos    karton, olieverf , boeklinnen, 2013
Wortel    winterpeen, LED lampje, 2024
Terwijl moeder wat aarde van een wortel veegt ziet ze door het keuken­raam dat het helemaal donker is. Ze pakt de wortel stevig vast en trekt het loof eraf. In de kruin steekt ze een appel­boortje, dat ze vlijtig rond­draait en terug­haalt uit de wortel. Dan duwt ze een kleine zaklamp in de uit­ge­boorde holte — de wortel licht van binnen­uit op.
   Als moeder klaar is met de wortels, klopt vader op de kist. Slaperig schui­felen hun kinderen de keuken binnen. Hij wacht tot zij rond de kist staan en tilt het deksel op; uit de donkerte stijgen stof­deel­tjes in de gloed van de keuken­lamp. De kinderen wrijven in hun ogen en nemen wollen capes van hem aan. Zij zien hoe vader en moeder zich plechtig in de zwarte wol hullen, en terwijl ze hen gieche­lend nadoen wordt er op de deur gebonsd. Aan het keuken­raam trekt de stoet al voorbij.
   ‘Hemeltje’, met vlugge vingers schikt moeder de kraag­jes en vanonder een kleed haalt ze de mand tevoor­schijn. Vol ver­won­dering pakt ieder kind er een wortel uit. Dan stapt vader naar de deur; moeder duwt de kinderen zachtjes voor zich uit.
   Her en der worden voor­deuren geopend en tuin­hekjes gesloten, buren sluiten aan bij dorps­ge­noten. Allen dragen mantels en lichtende wortels, de schijnsels geven hen gele maskers. Ze schuife­len door de straten, voorbij de heggen naar de rand van het dorp. Daar glijden zij over de velden verder en verder de duister­nis in, tot zij oplichten als stof­deeltjes uit de donkere kist.
Uit de publicatie  Opgerolde tuinen, 2019

 

Opgerolde tuinen    publicatie van kort proza en documentatie van ruimtelijk werk, 2019 (eigen uitgave)
© (2012-) 2025 Lenny van Gent