Ze daalt de trap af naast het dolfijnen­bassin, loopt door een gang en opent de deur. In de diep­blauwe souvenir­winkel schijnt door het venster een zilveren gloed. Ze legt haar jas onder de toonbank en pakt een stofdoek. Haar bedrijfs­pakje ruist als ze door de winkel stapt. Ze neemt het stof af van ruwe stekelige en rozerode glimmende schelpen, van glazen dolfijnen, en niest. Het snot glanst parelmoer in haar handpalm. Verwonderd strijkt ze het op de stofdoek, die ze opbergt in haar jas.
   Terwijl ze prijs­stickers plakt op zakjes met zee­schuimpjes, blauwe haaien en lik­schelpen, ziet ze dat de kalk in haar nagels is verergerd. Ze zucht en staart voor zich uit. De zilveren gloed verdwijnt en komt weer tevoor­schijn; een dolfijn glijdt langs het venster. Een gevoel van duizelig­heid overvalt haar. In het kleine zee­aquarium naast de toonbank dompelt ze een vinger en steekt die in haar mond. Met gesloten ogen zuigt ze het zout op. Dan schrikt ze op van een klant, die een zakje met snoep­goed kiest. De klant praat gewrongen, alsof hij onder water spreekt. Ze kijkt hem vragend aan, wijst naar de prijs. Schouder­ophalend pakt hij zijn porte­monnee. Terwijl hij munten op het schoteltje legt voelt ze aan de gewelfjes van haar oor dat ze heel geleide­lijk in een schelp verandert.
Uit de publicatie  Ruisdeeltjes, 2023
© (2012-) 2025 Lenny van Gent